De reis. Een drieluik

door Peter Sierksma

 

I b (Linkerzijpaneel. Buitenkant. Alleen te zien als het drieluik gesloten is)

In het voorjaar van 1999 ontmoette ik Peter Hellemons voor de eerste keer. Ik was kunstverslaggever bij Trouw en bezocht hem met het oog op de expositie Particulier Domein in het Nederlands Fotoarchief in Rotterdam. Hij vertelde me over zijn domein en liet me er een deel van zien. Niet alles, voegde hij er nog aan toe, want het was veel. Het bleek het begin van een lange reis.

Het was geen understatement. In zijn woning in Schiedam liet Hellemons me een ruimte zien waar 17 dozen waren opgeslagen in een roestvrijstalen kist met daarin bijna 3000 kleurendia’s.

De dia’s waren trouwens niet van hem, legde hij uit. Hij, Peter, was getrouwd met Hanneke Polhuis. En haar vader was een verwoed amateurfotograaf. Als een regisseur, of antropoloog zoals Martin Parr het later zou uitdrukken, legde hij tussen 1959 en 1981 het dagelijks leven vast van zijn gezin en zijn omgeving. Heel precies en tot in de puntjes verzorgd. Zijn camera: een Rolleiflex. Zo’n prachtig boxje zoals mijn eigen vader ook bezat. Het formaat: 6x6. De films: t/m 1972 vooral Agfa T 18, later Kodak Ektachrome en weer later Fuji.

Toen Hanneke het archief van haar vader na zijn overlijden in 1991 in bezit kreeg, wist Peter: hier moet ik iets mee doen. Niet alleen de composities van de dia’s waren bijna perfect, ook het sterk afgebakende onderwerp en de herkenbaarheid van de beelden waren bijzonder.

Want heeft niet iedereen die geboren is aan het einde van de jaren vijftig of begin jaren zestig dit niet meegemaakt? De verjaardagen thuis, de opkomst van de nieuwbouwwijk, de Hollandse traditie van de kinderspelen op Koninginnedag, de eerste step, de eerste nieuwe fiets, de eerste vakanties, eerst in eigen land en later voorzichtig met caravan of tent naar het buitenland; toen Hellemons het zag, herkende hij behalve de verfijnde kwaliteit ook meteen de historische waarde van het werk van zijn schoonvader.

Polhuis deed wat de meeste vaders in de jaren zestig en zeventig ook deden, maar dan beter en zorgvuldiger. Maar in het door hem gekozen thema bleef hij even anoniem. Natuurlijk, moeder Polhuis bleef moeder Polhuis en de kinderen bleven Hanneke en Harm uit Schiedam. Maar samen staan zij voor meer. Zoals Johannes Vermeer het interieur in de zeventiende eeuw tot kunst verhief en Jan Steen het slordige huisgezin, zo schiep Polhuis een beeld van het gezinsleven van na de wederopbouw. Zonder dat hij het wist of van plan was fotografeerde hij de opkomst van de verzorgingsstaat in vrijwel al zijn facetten.

In die zin is 1981 meer dan een toevallig slotjaar. Het was het begin van een nieuwe periode waarin voor het eerst sinds de jaren dertig het woord werkloosheid in de mond genomen werd en waarin wij, Nederlanders, opnieuw moesten leren dat de bomen niet altijd tot de hemel konden reiken.

Maar goed, dat was dat Particulier Domein. Hellemons gaf de foto’s van zijn schoonvader nieuwe betekenis en dat werd herkend. Het leidde tot een expositie waar 120 foto’s te zien waren, voorafgegaan en afgesloten door twee door Hellemons gemaakte levensgrote fotoportretten van Harm en Hanneke, die als het ware vooruit en terugblikken op de kleine sociale geschiedenis waar zij zelf een hoofdrol in spelen. En dus voert Hanneke op een mooie winterdag in december 1961 weer de eendjes bij de vijver in de buurt en rijdt Harm ruim tien jaar later, januari 1971, weer op zijn nieuwe racefiets, op de stoep voor het huis.

De tentoonstelling liep parallel met de boekenweek van 1999 die dat jaar het familiealbum als thema had. Bernlef, toevallig dit jaar schrijver van het boekenweekgeschenk, opende haar met een lezing waarin hij de systematiek van Polhuis blootlegde en universeel maakte.

Een mooi detail, want juist Bernlef is er een meester in om vanuit een paar kale feiten en gegevens het (verdwenen) verhaal eronder te reconstrueren en nieuw leven in te blazen.

En Hellemons? Hij hoopte op een boek waarin alle beelden van Leo Polhuis als een document verzameld zouden worden.

Hij onderhandelde met het fotomuseum en uitgeverij Phaidon over een uitgave, maar het grote werk kwam er niet. Wel een kleiner door het Nederlands fotomuseum in 2004 zelf uitgegeven boekje, Het L.P. Polhuis archief: een gewoon familie-album/ The L.P. Polhuis archive: an ordinary family album, waarin 52 (inclusief de foto op de omslag) dia’s zijn afgebeeld.

Opmerkelijk is het voorwoord van Martin Parr, die zichtbaar onder de indruk is van het werk van Polhuis. Achterin staat een stuk van Frits Gierstberg. Hij doet een poging het werk van Polhuis internationaal te duiden.

 

III b (Rechterzijpaneel. Alleen te zien als het drieluik gesloten is)

Toen ik Peter Hellemons in 1999 sprak, liet hij mij behalve het L.P.Polhuis archief nog iets zien. Het was een kleine multomap vol netjes uitgetypte aantekeningen over een reis die Leo Polhuis met zijn vrouw Wil wilde gaan maken in het voorjaar van 1985.

Even systematisch als Polhuis zijn fotoarchief had geordend, had hij zijn gedroomde reis tot in detail voorbereid. De reis voor 2 personen naar Italië was – heel curieus - ‘opgezet voor mensen met een ‘verminderde vitaliteit’.

De reis zou precies dertig dagen duren en niets werd aan het toeval overgelaten. Dat uitsluiten van alle toeval is opmerkelijk. Want waar reizen van oudsher van Abraham tot Wim Wenders meestal wordt ingegeven door een ongewis avontuur dat voor je ligt en het loslaten van de dingen die je achterlaat, lijkt het hier wel alsof de strakke planning thuis de reizigers de garantie moest bieden dat er juist niets verrassends zou gebeuren. Zouden alle grenzen en kaders onderweg verdwijnen, dan had Polhuis in elk geval nog grip op zijn allesomvattende reisschema en zou hij zich in geval van schipbreuk vast kunnen klampen aan zijn voorbereidingen als reddingsboeien op papier.

Om een idee te geven. De reis duurde van maandag 22 april tot en met dinsdag 21 mei 1985. Het traject voerde van Schiedam via Augsburg naar Rome, Sorrento, Napels, Pompeji en van Pompeji via Rome en Florence, Pisa, Siena en het Gardameer over Limburg am Lahn weer terug werd afgelegd per auto met caravan. Soms werd de caravan een paar dagen afgekoppeld zoals in Sorrento, Rome en Florence. Bij hoge uitzondering pakten Leo en Wil de trein, zoals op het traject Sorrento-Napels.

Omdat iedere dag genoeg had aan zijn eigen kwaad, lagen niet alleen alle etappes vast, maar ook alle uitstapjes naar alle uitverkoren bezienswaardigheden. Zo schrijft Polhuis in zijn zelfgemaakte reisgids:

“Deze reis heeft als hoofddoel Rome (7 dagen) en Florence (3 dagen). Als dagtochten worden bezocht Sorrento en Napels, prachtig gelegen aan de baai van Napels. Het bestijgen van de Vesuvius is wat te zwaar, die bezien we alleen maar uit de verte. En natuurlijk maken wij een boottochtje naar het door Eddie Christiani zo romantisch bezongen eiland Capri, dat inderdaad erg mooi moet zijn.”

Polhuis heeft thuis overal aan gedacht. Niet alleen het aantal kilometers (4228 km met en 540 zonder caravan) is nauwlettend in kaart gebracht, ook alle rij-uren,  snelheidsbeperkingen onderweg, mogelijke wegversperringen en alle kosten (benzine f. 1.125,70; tolwegen en Brennerpas f. 336,-; kampgelden (726 + 82) f. 808,-; rondritten, entreegelden, bus f. 1.200,-; films, zaklantaarn, batterijen f. 300,-; reisverzekering f. 200,-; telefoon f.57,80 en reserve f. 500,-) zijn vooraf berekend - ja zelfs het beeld van de reis, het reisgevoel, is al vastgelegd.

Het heeft iets bizars, maar ook iets verschrikkelijk ontroerends: eigenlijk heeft Polhuis zijn gedroomde reis al gemaakt voor hij vertrokken is. Zelfs de nostalgie van het afscheid is al voorbeleefd:

“Aan het einde van de reis, vòòr de terugtocht over de Duitse Autobahnen nemen wij in Lazise nog een kijkje aan het Gardameer en maken een klein tochtje naar Sirmione, op het zuidelijkst schiereiland in het meer met een weergaloos mooi park.”

Hij moet de beelden, de dia’s al voor ogen hebben gehad – alleen, hij heeft ze nooit gemaakt. Het is het grote contrast met zijn Particulier Domein, ja bijna de omkering ervan: hier staat hier alles beschreven zonder dat het ooit in beeld is gebracht.

Daar ergens moet ook de fascinatie van Hellemons gezeten hebben. Eigenlijk, zo vertelde hij me, was hij al eerder met ‘De fotoloze reis’ bezig dan met het afgeronde tijdsbeeld van zijn schoonvader. Dat had ook te maken met de geschiedenis die de voorbereidingen van Leo Polhuis achteraf een dramatische wending gaven

Vlak voor Wil en Leo op reis zouden gaan, werd Wil getroffen door een hersenberoerte die gepaard ging met zware epileptische reacties. Ze moest naar het ziekenhuis waar ze weken zou moeten blijven voor ze, de rest van haar leven hulpbehoevend, verder verzorgd kon worden. Wil stierf in 1992. Leo overleefde haar niet. Hij stierf een jaar eerder.

In 1998 hebben Hanneke, Flora en Peter de reis van Hannekes ouders alsnog gemaakt. Voor Hanneke moet het een reis vol weemoed geweest zijn, een eerbetoon ook aan haar ouders. Voor Flora, die haar eigen cameraatje meekreeg, was het vooral vakantie. Voor Hellemons het begin van een ambitieus kunstproject, dat zou moeten uitgroeien tot zijn magnus opus. Tien jaar heeft hij nodig gehad om van de koude kermis thuis te komen en zijn Odyssee tot de essentie terug te brengen. Kijk maar.

 

I a (Linkerzijpaneel, binnenkant. Alleen te zien als het drieluik geopend is) 

“Jarenlang heb ik gedacht, deze reis wordt een aaneenschakeling van een reeks indrukwekkende verhalen. Ik zat boordevol plannen. Zo heb ik tijdens de reis stiekem allerlei geluidsfragmenten opgenomen van Hanneke, mijn vrouw, en Flora, mijn dochter. Ik dacht, dit wordt een bijzonder belangrijk werkstuk. Maar ik heb me vergist. De hoeveelheid informatie die ik verzamelde was zo groot dat ik er helemaal niets meer mee kon. Ik kwam thuis, had dertien uur film, een paar honderd foto’s, allerlei folders en entreebewijzen, noem maar op. Ik ging achter mijn computer zitten en toen ik alle data verwerkt had, dacht ik: En nu?

Het overrompelde mij. Na een jaar was ik er nog steeds niet uit en dacht ik, wat een rot werkstuk, dit gaat helemaal nergens over.”

“Of ik concrete beelden voor me zag? Ja. Heel concreet zelfs. Zo heeft Flora een hond die Beppie heet. En die zou als een levensgrote knuffel midden in de expositieruimte komen te staan. Daaromheen zouden teksten en foto’s komen te hangen die de toeschouwer lieten zien hoe wij die reis hebben beleefd. In Beppie zou ik een box inbouwen waardoor je de reisgeluiden en de stiekem opgenomen gesprekken met Hanneke zou kunnen horen. En in de ogen van het hondje zouden dan de beelden van de reis te zien zijn.”

“Al met al een soort kermis dus…”

Echt wat je noemt een concept…

“Ja, het was helemaal kant-en-klaar in mijn hoofd. Maar toen kwam ik er thuis achter dat het teveel was. Dat het als geheel gewoon niet goed was. En na een jaar dacht ik dat nog steeds: het is gewoon niks.

Ik heb toen overigens nog heel hard moeten soebatten om de subsidie die ik voor de reis gekregen had, niet terug te hoeven betalen.

 

II. Middenpaneel: De reis

“Nu pas begrijp ik hoe ik de reis moet laten zien. Het klinkt misschien vreemd, maar ik heb inmiddels veel meer kennis van het begrip informatie.”

“Wat ik nu ga doen is dit: al die blaadjes van Polhuis waarop hij de voorbereidingen van zijn reis uit 1985 heeft vastgelegd, lijst ik allemaal in lijstjes van 25 x 20 cm. Daarboven hang ik een rij foto’s van onze reis uit 1998. Die rij laat ik zonder commentaar zien. Ik geef dus geen informatie bij de foto’s van mij en Flora. Aanvankelijk wilde ik dat wel doen, net zoals mijn schoonvader dat deed voor zijn particulier domein. Maar juist daarom doe ik het nu niet. Ik wil vooral laten zien dat die twee reizen ook werkelijk twee verschillende expedities geweest zijn.”

“Ik ga niet meer zoeken naar de connectie tussen de twee reizen. Al was onze reis ook begonnen als een soort pelgrimage in de voetsporen van mijn schoonouders, toch zijn ze achteraf, zeker emotioneel nauwelijks te vergelijken.”

“Eigenlijk heb ik de afgelopen tien jaar een gigantische omweg gemaakt om tot deze simpele oplossing te komen.  In die tijd ben ik er vooral achter gekomen wat ik juist níet heb willen zeggen.”

“Wat ik bijvoorbeeld niet wil zeggen is dat de reis die wij in 1998 hebben gemaakt een spiegeling is van de reis die Polhuis in 1985 wilde maken.”

“Ik dacht dat het goed was om die reis te maken. Om in de voetsporen van Hannekes ouders te treden en haar zo de kans te geven alle verdriet rond het sterven van haar ouders te kunnen verwerken. Maar dat klopt niet. Ik heb volledig voor haar gedacht. Ik wierp me op als een soort heilsoldaat, die Hanneke wilde helpen, maar tegelijkertijd bleef ik ook de kunstenaar die van alles ook profijt wilde hebben, al was het maar door alles in dienst van ‘het project’ te stellen.”

“Misschien was één foto van de hele reis achteraf wel genoeg geweest. Bijvoorbeeld het beeld dat Flora gemaakt heeft in de omgeving Florence. Behalve de muur van ons huis zie je Hanneke en mij van op de rug gezien zitten op een paar plastic stoeltjes. Een heel achteloos en toch precies beeld, bijna de ideale voortzetting van de manier zoals Polhuis in de jaren zestig en zeventig fotografeerde.”

“Ik had het hierbij dus kunnen laten. Maar dat heb ik niet gedaan. Want dan zou je de verbinding tussen de twee reizen weer benadrukken, terwijl ik juist wil laten zien dat er iets is waardoor de reizen juist geen verbinding met elkaar hebben.”

“Toch ben ik het niet met je eens dat een beeld voor zich moet spreken en helemaal geen uitleg nodig heeft. Dat vind ik zelfs zwak. Ik vind dat je als kunstenaar soms juist wel iets hebt uit te leggen. Al is het maar aan jezelf. Toen ik in 1998 terug kwam uit Italië, wist ik helemaal niet meer wat ik nou met die reis wilde. Ik begreep voor geen donder wat ik daar nu mee wilde doen. Toen ben ik begonnen aan Particulier Domein. Daarvan waren niet alleen de beelden duidelijk, maar ook wist ik wat ik ermee wilde laten zien. Behalve de antropologische of sociaal-historische waarde van dat beeld van het huisgezin tijdens de periode van de wederopbouw in Nederland, zag ik vooral de veranderingen die er binnen dat gezin plaatsvonden: eerst zie je dat alles nieuw, mooi en hecht is, maar later zie je opeens dat de kinderen niet meer mee naar oma gaan en dat iedereen meer en meer met zichzelf bezig is. Hanneke die zich al lezend terugtrekt op haar eigen kamer, Harm die met een lang gezicht Sinterklaas mee viert en uiteindelijk zelfs een lege stoel in een kamer vol bloemen, waarbij staat: ‘Doos 17-1/15-09-1979/Bloemen na thuiskomst na hartinfarct – 1979-77’…”

“Die ontwikkeling, die ook veel gestolde emotie verraadt, zie je terug in de kleuren van de foto’s. Eerst, begin jaren zestig zie je veel frisse kleuren in huis, vaak zie je ook nog de ramen en door de ramen een helderblauwe lucht. Er zit een soort openheid en opgeruimdheid in die je later ziet verdwijnen. Dan verdwijnen de luchten en wordt het interieur en daarmee ook de foto’s steeds bruiner en donkerder.  De laatste foto die Leo in 1981 maakte met de Rolleiflex, waarin hij en Wil op de bank zitten bij gelegenheid van hun 25-jarig huwelijksfeest is ook zo donker. Het heeft zelfs iets meer van een afscheidsfoto dan van een feestelijk portret.”

“Ik heb me na Particulier Domein vaak afgevraagd, waarom dat verhaal meteen klopte en de reis niet. Mijn handtekening in het Particulier Domein was in wezen niet meer dan een onderschrift. Maar bij De Reis lag dat anders. Daar was het precies andersom. Daar lagen alleen de onderschriften klaar en lag het beeld helemaal open.”

“En ik?”

“Ik wilde er het perfecte kunstwerk van maken. Laten zien dat ik echt iets kon. Het was allemaal nogal megalomaan in elk geval. Emotie ook! Tegenover het kleine, ingetogene van Particulier Domein stond het grote gebaar. Waar Polhuis alles beschermd had en voor zichzelf bewaard had, alles zorgvuldig opgeborgen in al die dozen, wilde ik het naar buiten brengen en aan iedereen laten zien. Ik hou nogal van theater. Ik wilde er eigenlijk één grote Italiaanse, Fellini-achtige kermis van maken. In die zin zocht ik behalve de verbinding vooral ook het contrast.”

“Maar achteraf denk ik dat ik mezelf in de weg heb gestaan. Ik ben mezelf voorbijgelopen. Wilde te graag laten zien dat ik iets te zeggen had. Nou ja, blijkbaar heb ik er tien jaar voor nodig gehad, om dat te ontdekken. Je kunt niet meer vertellen dan je weet. Ik ben in die tien jaar op zoek gegaan naar wie ik zelf ben. En wat denk je? Eigenlijk ben ik net zo’n gezinsman als Polhuis en wil ik een reis laten zien van mijn gezin. Meer niet.”

“Dat heeft iets ontluisterends: dat ik daar zolang over heb moeten doen. Het emotioneert me ook: dat ik mijn gezin met al die verheven en ingewikkelde concepten en plannen en ideeën zolang heb lastiggevallen en tekortgedaan in plaats van geëerd. Bovendien krijg ik achteraf steeds meer het idee dat ik het erfgoed van Polhuis mij op een wat kromme manier heb toegeëigend, zonder dat iemand mij daarom ooit heeft gevraagd. Tijd dus om dat allemaal los te laten en nieuwe wegen in te slaan.”

“En nu? Nu ben ik terug bij af. Terug bij de eenvoud. Vandaar die simpele opstelling. Aan de ene kant de precieze teksten van Polhuis’ imaginaire reis. Daarnaast de nogal onduidelijke beelden van een werkelijke reis. En of die twee nu ook daadwerkelijk iets met elkaar te maken hebben? Hadden Hanneke, Flora en ik die reis ook kunnen maken zonder die ene multomap? Dat laat ik aan de kijker over.

                   

III  a (Rechterzijpaneel, binnenkant. Alleen te zien als het drieluik geopend is)

“In 2003 heb ik In Paradisum gemaakt. Het is een soort requiem. Toen Wil in maart 1985, een maand voor de geplande reis, opgenomen moest worden in het ziekenhuis, heeft Leo een minutieus logboek bijgehouden. Opnieuw is alle emotie, zichtbaar althans, afwezig. Ik heb de teksten in het Engels vertaald en er beelden ondergezet. Beelden van een mistig woud. De muziek is van Gorecki.”

“Waarom ik die teksten nu zonodig moest vertalen weet ik niet. Nu zou ik ze in het Nederlandse hebben laten staan. Maar toen dacht ik dat die Engelse teksten de video universeler zouden maken. Het was ook de tijd dat het boekje over Polhuis van het fotomuseum uitkwam en Martin Parr zijn voorwoord schreef. Blijkbaar toch weer die kunstenaar die een statement wil maken blijkbaar.”

“Maar tegelijkertijd vind ik dat Engels ook wel weer iets hebben.  De hele film en ook de hele situatie waarin Wil zich bevindt is een schemertoestand. Alles staat in het teken van ontheemding. Ze neemt afscheid van haar buren, neemt de lift en verdwijnt uit beeld. Haar lichaam krijgt te maken met uitvalsverschijnselen, terwijl haar geest steeds meer gaat dwalen:

 ‘unable to make a connection between the hole in her head and the events of the preceding days’.”